Inleiding
Op 23 januari 2019 heeft het Europees Hof van Justitie (hierna: het Hof) arrest gewezen in de zaak C-430/17 Walbusch Walter Busch, betreffende de uitleg van een aantal bepalingen in de Consumentenrichtlijn (Richtlijn 2011/83/EU, hierna: de Richtlijn). Het gaat daarbij in het bijzonder om de wijze waarop consumenten over hun herroepingsrecht dienen te worden geïnformeerd. Zo mogen instructies over het herroepingsrecht kort gezegd beperkt(er) zijn als het “een middel voor communicatie op afstand dat beperkte ruimte of tijd biedt om de informatie weer te geven” (artikel 8 lid 4 van de Richtlijn). In het arrest verduidelijkt het Hof het begrip “een middel voor communicatie op afstand dat beperkte ruimte of tijd biedt om de informatie weer te geven”. Voorts beantwoordt het Hof de vraag of een handelaar verplicht is de omvangrijke instructies voor herroeping meteen en rechtstreeks in het communicatiemiddel op afstand mee te delen en het modelformulier voor herroeping bij te voegen.
Casus
Aanleiding voor het geschil vormt een reclamebrochure die door Walbusch Water Busch (hierna: Walbusch) in verschillende tijdschriften en kranten is verspreid. De reclamebrochure bevatte een bestelbon waarmee consumenten direct een bestelling konden plaatsen. Op de bestelbon stonden de contactgegevens van de handelaar vermeld en werd zowel op de voor- als achterzijde gewezen op het herroepingsrecht. Verder werd verwezen naar de website van de handelaar, waar consumenten de instructies voor herroeping en het modelformulier voor herroeping konden raadplegen. Op de bestelbon werd alleen niet uitgelegd op welke wijze en onder welke voorwaarden het herroepingsrecht kon worden uitgeoefend. Dit was volgens de Duitse consumentenorganisatie, de Zentrale zur Bekämpfung unlauteren Wettbewerbs (hierna: de Zentrale), in strijd met de informatieverplichtingen die voortvloeien uit de Richtlijn: de instructies over het herroepingsrecht werden niet in de voorgeschreven vorm verstrekt nu het modelformulier voor herroeping niet bij de bestelbon was gevoegd (artikel 6 lid 1 van de Richtlijn). Om ervoor te zorgen dat de reclamebrochure als zodanig niet meer door Walbusch werd verspreid, heeft de Zentrale een procedure tegen de handelaar aangespannen.
In de procedure ging het om de vraag of Walbusch inderdaad verplicht was om de consument via de bestelbon van alle informatie overeenkomstig artikel 6 lid 1 van de Richtlijn te voorzien of dat Walbusch zich met succes kon beroepen op de minder strenge informatievereisten bij beperkte weergavemogelijkheid. In artikel 8 lid 4 van dezelfde Richtlijn wordt namelijk bepaald dat wanneer er bij een overeenkomst gebruikt wordt gemaakt van “een middel voor communicatie op afstand dat beperkte ruimte of tijd biedt voor het tonen van de informatie”, bepaalde informatie vóór het sluiten van de overeenkomst achterwege kan worden gelaten. In een dergelijk geval is de handelaar alleen verplicht om informatie te verstrekken over de belangrijkste kenmerken van de goederen of diensten, zijn eigen identiteit, de totale prijs, het herroepingsrecht, de duur van de overeenkomst en, indien van toepassing, de voorwaarden voor beëindiging ervan. In de kern betrof het geschil dus de vraag of de in de reclamebrochure opgenomen bestelbon “een middel voor communicatie op afstand dat beperkte ruimte of tijd biedt voor het tonen van de informatie” was.
Prejudiciële vragen
Het Bundesgerichtshof heeft het Hof naar aanleiding van dit geschil twee prejudiciële vragen voorgelegd. De eerste vraag heeft betrekking op de vraag hoe de nationale rechters moeten beoordelen of de gebruikte communicatiemiddelen in beperkte ruimte als bedoeld in artikel 8 lid 4 van de Richtlijn voorzien. De tweede vraag ziet op het geval dat inderdaad sprake is van beperkte ruimte in de zin van artikel 8 lid 4 van de Richtlijn. Het Hof werd verzocht om voor dergelijke middelen nadere aanwijzingen te geven met betrekking tot de gevolgen daarvan voor de informatieverplichting. In het bijzonder ging het erom of (a) de verplichting alleen betrekking heeft op het bestaan van het herroepingsrecht of ook op de hiervoor geldende voorwaarden, en (b) of de verplichting tevens omvat het bijvoegen van een modelformulier voor herroeping
Uitspraak van het Hof
De eerste vraag: ”beperkte ruimte’‘
Tijdens de procedure noemt de verwijzende rechter twee mogelijke interpretaties om de eerste prejudiciële vraag te kunnen beoordelen.
Op grond van de eerste interpretatie moet ter beantwoording van de vraag of de gebruikte middelen voor communicatie op afstand in een bepaalde zaak inderdaad in beperkte ruimte voorzien, gekeken worden naar de abstracte aard van een bepaald middel voor communicatie op afstand. In dit geval gaat het dus om het “type” instrument. Zo zouden bijvoorbeeld in reclamebrochures steeds alle vermeldingen inzake het herroepingsrecht moeten worden weergegeven, terwijl bij een krantenadvertentie of een flyer alleen de verwijzing naar het bestaan van het recht kan volstaan.[1]
Bij de tweede interpretatie wordt de voorkeur gegeven aan de door de handelaar gekozen subjectieve vorm van communicatie boven de objectieve criteria. In dat geval zou beoordeeld moeten worden of het gekozen instrument voldoende ruimte biedt om alle informatie te verstrekken zonder dat het afdoet aan het nut voor de handelaar. Het gevaar bestaat immers dat de informatie een te grote plaats inneemt in de boodschap. In dit geval moet de nationale rechter dus per geval beslissen op basis van de aanwezige omstandigheden of het gekozen communicatie middel in beperkte ruimte voorziet.[2]
Het Hof van Justitie beantwoordt de eerste vraag op algemene wijze en gaat niet in op de concrete voorbeelden van de verwijzende rechter. Volgens het Hof kan het voor een handelaar in bepaalde gevallen onmogelijk zijn om de consument alle informatie zoals bedoeld in artikel 6 lid 1 van de Richtlijn te verstrekken. Een dergelijke situatie doet zich voor wanneer het gekozen middel “als gevolg van de kenmerken die eigen zijn aan het gebruikte middel, ofwel als gevolg van restricties wegens de economische keuze van de handelaar”[3] beperkte ruimte biedt voor het tonen van de informatie. De desbetreffende beoordeling moet worden uitgevoerd “met alle technische kenmerken van de commerciële communicatie van de handelaar”[4]. Dit wijst erop dat de handelaar niet noodzakelijkerwijs het formaat van een gekochte reclamebrochure hoeft te vergroten tot het punt waarop hij in staat is de consument de volledige informatie te verstrekken die krachtens artikel 6 lid 1 van de Richtlijn is vereist. De nationale rechter zal na moeten gaan of, gelet op de ruimte en tijd die de communicatie in beslag neemt en de minimumomvang van het lettertype die geschikt is voor de gemiddelde consument waarop deze communicatie betrekking heeft, alle bedoelde informatie objectief gezien in die communicatie kan worden weergegeven.[5]
Het Hof probeert via deze uitleg een balans te vinden tussen het belang van de consument om alle relevante informatie te verkrijgen en het belang van handelaren, om gebruik te kunnen maken van middelen voor communicatie op afstand zonder onevenredige beperkingen.
De tweede vraag: ”beperkte informatieplicht”
Ook bij de beantwoording van de tweede prejudiciële vraag heeft het Hof gestreefd naar een balans tussen de rechten van de consument en de fundamentele vrijheden van de handelaren. Het Hof heeft geoordeeld dat consumenten voorafgaand het sluiten van een overeenkomst geïnformeerd moeten worden over “de voorwaarden, de termijn en de modaliteiten voor uitoefening van het herroepingsrecht”[6]. Het is dus niet voldoende om consumenten enkel te wijzen op het bestaan van het herroepingsrecht.
Van de handelaar mag echter niet worden verlangd dat hij het modelformulier van het herroepingsrecht in zijn originele mededeling verstrekt. Het modelformulier heeft volgens het Hof immers geen invloed op de beslissing van de consument om een overeenkomst op afstand te sluiten. In deze context volstaat het dat het modelformulier door een andere bron, in duidelijke en begrijpelijke taal, wordt verstrekt.[7]
Conclusie
Gebruikte middelen voor communicatie op afstand voorzien in beperkte ruimte als het gekozen middel “als gevolg van de kenmerken die eigen zijn aan het gebruikte middel, ofwel als gevolg van restricties wegens de economische keuze van de handelaar” niet voldoende ruimte biedt voor het tonen van de informatie uit artikel 6 lid 1 van de Richtlijn. Daarbij dient getoetst te worden of de informatie objectief in de communicatie kan worden getoond.
Wanneer deze informatie niet objectief kan worden getoond, dient de handelaar de consument voorafgaand het sluiten van de overeenkomst tenminste de informatie uit artikel 8 lid 4 van de Richtlijn te verstrekken. In dit geval geldt voor het herroepingsrecht dat de handelaar de consument zal moeten informeren over de voorwaarden, de termijn en de modaliteiten voor het uitoefenen van het recht. Het modelformulier hoeft niet in de oorspronkelijke communicatie te worden verstrekt, zolang het modelformulier maar via een andere bron, in een duidelijke en begrijpelijke taal wordt medegedeeld.
De uitspraak is hier te vinden.
[1] r.o. 25.
[2] r.o. 26-28.
[3] r.o. 38.
[4] r.o. 39.
[5] r.o. 39.
[6] r.o. 46.
[7] r.o. 46.