Aansprakelijkheid bij kabel- en leidingschades

Met ruim 1,7 miljoen kilometer aan kabels en leidingen onder de grond ontstaat regelmatig schade aan deze ondergrondse infrastructuur. Vooral bij werkzaamheden in de ondergrond. In de jaren tachtig is het Kabels en Leidingen Informatie Centrum (KLIC) opgericht door een aantal kabel- en leidingbeheerders. Het KLIC is er ter bevordering van de informatie-uitwisseling om het risico op schade terug te dringen. Sinds 2008 is er bovendien een toepasselijk wettelijk kader, waarop hierna eerst zal worden ingegaan.

KABEL & LEIDINGSCHADES

Veelvoorkomende oorzaken van leidingschade zijn onbekendheid met de aanwezigheid en positie van ondergrondse netten. Ook als wel bekend is dat er netwerken liggen, worden de ondergrondse netten niet altijd (alle) daadwerkelijk ‘gelokaliseerd’.

De kosten van herstel van beschadigde ondergrondse netten zijn vaak omvangrijk. De netbeheerders hebben er dan ook een belang bij deze schade te kunnen verhalen bij de veroorzaker van de schade (of diens opdrachtgever). Aansprakelijkheid op grond van onrechtmatige daad (art. 6:162 BW) is daartoe de geëigende weg, maar leidt in de praktijk tot discussies.

Wettelijk kader: zorgplicht zorgvuldig graven

Degene die mechanisch graafwerkzaamheden in de grond verricht (de grondroerder) heeft een wettelijke zorgplicht ten opzichte van de netbeheerders die kabels of leidingen in dat graafgebied hebben liggen. Een schending van die zorgplicht brengt mee dat in beginsel sprake is van onrechtmatigheid in de zin van artikel 6:162 lid 2 BW. De wettelijke zorgplicht is deels vastgelegd in de sinds 1 oktober 2008 geldende Wet Informatie-uitwisseling Ondergrondse Netten (WION). Verder wordt de zorgplicht ingekleurd door de jurisprudentie en door zelfregulering. Als ook de andere onrechtmatige daadcriteria vervuld zijn, zal de grondroerder gehouden zijn de door de netbeheerder geleden schade te vergoeden.

De wettelijke zorgplicht van de grondroerder houdt in dat de grondroerder (i) een zogeheten graafmelding moet doen (ook wel: KLIC-melding), (ii) onderzoek moet doen naar de precieze ligging van kabels en leidingen op de graaflocatie en (iii) gebiedsinformatie aanwezig moet hebben op de graaflocatie (zie art. 2 lid 2 WION). De wetgever heeft de verdere invulling van het ‘zorgvuldig graven’ overgelaten aan de sector, wat heeft geleid tot zelfregulering in de vorm van de ‘Richtlijn zorgvuldig graafproces’.

Ook indien niet-mechanische werkzaamheden in de ondergrond worden verricht (handmatig werk) bestaat er een zorgplicht. De WION en de Richtlijn zijn in dat geval echter niet van toepassing: deze zien namelijk alleen op mechanische werkzaamheden. Een KLIC-melding is in dat geval niet vereist en evenmin moet het ondergrondse net gelokaliseerd worden. Als er bij dergelijke niet-mechanische werkzaamheden schade optreedt, worden handelingen van de ‘grondroerder’ beoordeeld aan de hand van de algemene zorgvuldigheidsnormen (vergelijk art. 6:162 lid 2 BW: hetgeen volgens ongeschreven recht in het maatschappelijk verkeer betaamt).

HET ZORGVULDIG GRAAFPROCES

Het voldoen aan de zorgvuldigheidsplicht van de grondroerder vangt aan met het doen van een zogeheten KLIC-melding bij het kadaster. De grondroerder geeft daarbij via een geautomatiseerd systeem het gebied aan waarbinnen hij voornemens is (graaf)werkzaamheden te (laten) verrichten. De KLIC-melder ontvangt vervolgens de gebiedstekeningen waarop de belangen van de netbeheerders staan aangegeven. Aangezien de precieze ligging van kabels en leidingen kan afwijken van de theoretische gegevens in de gebiedstekeningen dient de grondroerder de daadwerkelijke ligging van de leidingen in het werkgebied vast te stellen, ook wel ‘lokaliseren’ genoemd. De WION en de Richtlijn leggen de verantwoordelijkheid voor het ‘lokaliseren’ bij de grondroerder. Van belang is dat het lokaliseren een resultaatsverplichting is (het vinden van de kabel) en niet slechts een inspanningsverplichting (het zoeken van de kabel). Indien de grondroerder de kabels of leidingen niet kan lokaliseren of twijfelt aan de juistheid van de theoretische ligging dient hij dan ook contact op te nemen met de netbeheerder voordat hij begint met graven.

Kabel- en leidingschades: recente jurisprudentie

Hierna zal worden ingegaan op een aantal recente ontwikkelingen in de kabelschadepraktijk over het lokaliseren van kabels, het begrip ‘mechanische werkzaamheden’ en tot slot een procedureel aspect.

Lokaliseren kabel binnen werkgebied

In een vonnis van de rechtbank Noord-Holland van 20 mei 2015 werd geoordeeld dat de schade (de herstelkosten van het beschadigde leidingtracé) voor rekening van de netbeheerder bleven.

Er was sprake van graafwerkzaamheden aan de waterkant. Op circa anderhalve meter van de waterkant liep een parallelle damwand. De grondroerder had een KLIC-melding gedaan en de verstrekte tekeningen gaven aan dat de kabels van de netbeheerder evenwijdig aan het water en de damwand liepen (niet tussen het water en de damwand, maar als het ware ‘buiten de damwand’). De grondroerder heeft ter plaatse een proefsleuf gegraven om de kabel te lokaliseren en de kabel daarbij ook aangetroffen. Later bleek dat de kabel op een bepaald punt de damwand heeft doorkruist en vervolgens evenwijdig aan de waterkant verder liep (vanaf dat punt dus wél tussen het water en de damwand).

De netbeheerder stelt dat die afwijkende ligging niet aan haar te wijten is (de kabel zou buiten haar medeweten verlegd zijn) en verwijst naar jurisprudentie waaruit volgt dat de ligging van kabels in de tijd kan wijzigen en dat de grondroerder daarop bedacht moet zijn. De kantonrechter volgt dat betoog niet. De netbeheerder is in principe zelf aansprakelijk voor schade aan een kabel wanneer de kabel buiten de 1 meter-marge ligt van de theoretische ligging op de KLIC-tekeningen (die marge volgt uit de Memorie van Toelichting bij de WION). Dit ontslaat de grondroerder overigens niet van zijn zorgvuldigheidsplicht, maar daaraan was in dit geval voldaan, nu er een proefsleuf gegraven is waarbij de kabel ook aangetroffen is. De grondroerder mocht er op grond van de tekening en proefsleuf vanuit gaan dat de kabel op de theoretische plek liep (aan de ‘buitenkant’ van de damwand) en dat zij dus aan de ‘binnenkant’ van de damwand – ca. 1.5 m verder – kon graven zonder risico op schade.

De netbeheerder voert tevergeefs aan dat er over de volledige lengte proefsleuven hadden moeten worden gegraven. Inderdaad rust op de grondroerder de plicht om na het aantreffen van een tracé ook het verloop ervan te controleren over de volle lengte van het werkgebied. In het onderhavige geval bestond er volgens de kantonrechter echter geen plicht om over de volledige lengte en aan de andere kant van de damwand proefsleuven te graven, omdat het zeer onwaarschijnlijk was dat de kabel de damwand zou doorkruisen.

Handmatige werkzaamheden door niet-professionele partij

In een vonnis van de rechtbank Rotterdam van 15 juli 2016 wordt geoordeeld dat het met een hamer in de grond slaan van metalen palen (i.c. voor een hek) niet valt onder de definitie ‘graafwerkzaamheden’ uit de WION. Zoals hierboven genoemd is de WION alleen van toepassing bij graafwerkzaamheden: het ‘mechanisch verrichten van werkzaamheden in de ondergrond’.

Bedrijf X (een autoschadebedrijf) had palen in de grond geslagen voor een hekwerk en geen KLIC-melding gedaan. Een van de palen heeft een kabel geraakt. De rechtbank stelt vast dat het in de grond slaan van palen met een hamer niet binnen voornoemde definitie van de WION past, omdat het werk niet machinaal (mechanisch) wordt verricht. Het bedrijf kan daarom geen verwijt worden gemaakt onder de WION.

De rechtbank beoordeelt vervolgens of het bedrijf een verwijt kan worden gemaakt op grond van schuld en de verkeersopvattingen (vergelijk art. 6:162 lid 2 BW). Ook daarop strandt de vordering van de netbeheerder. De rechtbank achtte daarvoor relevant dat het bedrijf geen professionele grondroerder was en daarom niet bedacht hoefde te zijn op de aanwezigheid van een kabel. Anders dan de netbeheerder stelt is het geen feit van algemene bekendheid dat er kabels in de grond (kunnen) liggen die van ligging kunnen veranderen. Hoewel sommigen daarmee wellicht bekend zijn, kan niet gezegd worden dat ieder normaal ontwikkeld mens daarvan op de hoogte is. Het ondergrondse leidingnet is daarvoor te ingewikkeld en de informatie daarover wisselend, aldus de rechtbank. Bij gebrek aan een (geschonden) zorgplicht, ontbreekt de grondslag voor het vermeend onrechtmatig handelen.

De schade aan het leidingtracé blijft daarom in dit geval voor rekening van de netbeheerder. Wellicht had bij een professionele(r) partij wel een (schending van de) zorgplicht aangenomen kunnen worden. Denk daarbij aan een bedrijf waarvan wel verwacht mag worden dat zij bekend is met mogelijk aanwezige kabels (bijvoorbeeld een infrabouwbedrijf dat handmatig werkzaamheden verricht in de grond, of een bedrijf dat bekend was met de mogelijke aanwezigheid van een kwetsbaar leidingtracé.

Stel- en bewijsplicht bij vordering buitengerechtelijke kosten

Tot slot een vonnis van de rechtbank Amsterdam van 18 november 2016 waarin partijen niet van mening verschillen over de aansprakelijkheid, maar slechts de omvang van de schade ter discussie staat.

Een grondroerder had met een pneumatische sloopbeitel het wegdek opengebroken en een hogedrukleiding van de netbeheerder geraakt. Het is beleid van de netbeheerder om niet met de grondroerder in discussie te gaan over de omvang van de schade voordat aansprakelijkheid is erkend. Zo probeert zij te voorkomen dat na een uitvoerige discussie over de schade de aansprakelijkheid alsnog afgewezen wordt.

Op enig moment volgt een aanbod namens de grondroerder om een bepaald bedrag uit te keren (maar lager dan gevorderd), waarop de netbeheerder een bodemprocedure aanhangig maakt. De netbeheerder vordert (*naast de hoofdsom (herstelkosten) en wettelijke rente) €800,00 aan buitengerechtelijke kosten (art. 6:96 lid 2 sub b en c BW).

De grondroerder voert verweer tegen de gevorderde buitengerechtelijke kosten en proceskosten. Zij geeft aan dat die kosten niet verschuldigd zijn, nu de netbeheerder zo weinig informatie heeft verstrekt dat niet tot afdoening buiten rechte kon worden overgaan. De grondroerder heeft steeds gevraagd om stukken over de aard en omvang van de herstelwerkzaamheden, maar die informatie is door de netbeheerder niet verstrekt. De netbeheerder zou daarom geen reden hebben gehad om buitengerechtelijke kosten te maken. Een deel van de buitengerechtelijke kosten zou bovendien al vergoed zijn als onderdeel van de reparatie-gebonden administratiekosten (de hoofdsom).

De kantonrechter beoordeelt welke informatie de netbeheerder minimaal dient te verstrekken om haar schade vergoed te krijgen en de grondroerder in de gelegenheid te stellen te beoordelen of de gevorderde schadevergoeding gerechtvaardigd is. Daartoe wordt overwogen dat er weliswaar meerdere keren verzocht is om inzage in de aard en omvang van de herstelwerkzaamheden, maar dat niet duidelijk is gemaakt waaróm zij die gegevens wilde hebben. Verstrekking van de stukken mocht daarom geweigerd worden door de netbeheerder. Het had op de weg van grondroerder gelegen toe te lichten welke vraagtekens zij plaatste bij de gestelde schade en waarom. Dit geldt eens te meer nu de grondroerder uit hoofde van haar bedrijf beschikte over meer dan gemiddelde kennis van en ervaring met leidingschades om de gestelde schade gemotiveerd te betwisten. De netbeheerder had bovendien voldoende toegelicht dat de opgevoerde reparatie-gebonden administratiekosten niet dezelfde kosten als de buitengerechtelijke kosten beslaan, zodat ook die intern gemaakte bedrijfskosten voor vergoeding in aanmerking komen (Staat/Stichting NCB, NJ 1995/150).

Dit artikel is geschreven door:

Volg ons op

Laatste nieuws