Het zal niemand zijn ontgaan dat de Brexit ook op fiscaal gebied gevolgen met zich meebrengt. Aangezien de heffing van btw en accijnzen geharmoniseerd is en door Brussel wordt gecoördineerd, heeft de Brexit vooral gevolgen voor de indirecte belastingen. In samenhang daarmee heeft de Brexit vanwege het bestaan van de douane-unie ook op douanegebied een grote impact. Dit is veelvuldig in het nieuws geweest.
Voor de vennootschapsbelasting en inkomstenbelasting zijn de gevolgen minder ingrijpend, doch wel degelijk van betekenis. Veel voorzieningen die voor EU-landen gelden zijn van overeenkomstige toepassing ten aanzien van EER-landen, maar zullen niet gelden ten aanzien van het VK. Hieronder zullen wij enkele in het oog springende gevolgen (niet limitatief) van de Brexit voor de vennootschapsbelasting, inkomstenbelasting, btw en douane toelichten.
Vennootschapsbelasting en inkomstenbelasting
Bronbelastingen
De directe belastingen, waaronder de vennootschapsbelasting, zijn weliswaar niet geharmoniseerd binnen de EU, maar dat betekent niet dat op dit gebied geen regelingen bestaan die een zekere harmonisatie binnen de EU voorschrijven. Denk hierbij aan de moeder-dochterrichtlijn, de interest- royaltyrichtlijn, de fusierichtlijn en de eerste en tweede anti-belastingontwijkingsrichtlijn.
De Brexit brengt met zich mee dat het VK zich niet langer hoeft te houden aan de verplichtingen die middels deze richtlijnen worden opgelegd aan lidstaten (bijvoorbeeld de implementatie van bepaalde antimisbruikmaatregelen), maar omgekeerd betekent dit ook dat inwoners van het VK niet langer aanspraak maken op de voordelen uit deze richtlijnen (bijvoorbeeld de voorkoming van dubbele belasting).
Niet alle bescherming is door de Brexit komen te vervallen. De handels- en samenwerkingsovereenkomst tussen de EU en het VK bevat namelijk vrijheden die vergelijkbaar lijken te zijn met de verkeersvrijheden in het EU-verdrag. Daarnaast zijn enkele VPB-faciliteiten mogelijk bereikbaar met een beroep op het vrije kapitaalverkeer voor derde landen. Maatwerk is geboden.
Zo bepaalt de moeder-dochterrichtlijn, kortgezegd, dat dividenduitkeringen van een EU-dochtervennootschap aan een EU-moedervennootschap in de bronstaat niet mag worden onderworpen aan een bronbelasting. Deze provisie zal na de Brexit niet meer gelden. Voor dochtervennootschappen in Nederland die dividend betalen aan een moedervennootschap in het VK zullen de gevolgen hiervan meevallen, omdat Nederland de heffing van bronbelasting op dividenden in principe ook achterwege laat als de verkrijgende vennootschap een verdragsstaat is, hetgeen het VK is. Wij hebben echter wel geïnventariseerd dat dit voor andere (bron-)landen problematisch kan zijn. Het is goed om naar de groepsstructuur te (laten) kijken om eventuele gevolgen te inventariseren.
Fusie, splitsing en reorganisaties
Bij een reorganisatie geldt als hoofdregel dat moet worden afgerekend over de stille reserves van de vermogensbestanddelen en de goodwill van de onderneming die worden overgedragen. Voor de aandelenfusie, de bedrijfsfusie, de (af)splitsing en de juridische fusie bestaan echter faciliteiten die onder omstandigheden toestaan dat de belastingclaim wordt doorgeschoven. Deze faciliteiten zijn zowel in de vennootschapsbelasting als de inkomstenbelasting opgenomen en vinden hun grondslag in de Europese fusierichtlijn (of zijn daarmee in lijn gebracht). Een grensoverschrijdende juridische fusie of splitsing wordt alleen fiscaal begeleid indien de betrokken vennootschappen binnen de EU zijn gevestigd. Aldus kan na de Brexit geen belastinguitstel meer worden verkregen als een in het VK gevestigde vennootschap betrokken is bij een reorganisatie.
Fiscale eenheid
Het Hof van Justitie EG heeft in het verleden geoordeeld dat Nederland voor het aangaan van een fiscale eenheid niet als voorwaarde mag stellen dat de betrokken vennootschappen in Nederland zijn gevestigd. Naar aanleiding van deze jurisprudentie staat Nederland toe dat een fiscale eenheid wordt gevormd tussen Nederlandse zustermaatschappijen met een topmaatschappij die binnen de EU is gevestigd en tussen Nederlandse moeder- en kleindochtermaatschappijen met een tussenmaatschappij die binnen de EU is gevestigd. Als binnen een structuur een top- of tussenmaatschappij in het VK is gevestigd, wordt de fiscale eenheid door de Brexit verbroken. Wellicht biedt de genoemde handelsovereenkomst nog een mogelijkheid om toch een fiscale eenheid te claimen met een beroep op de non-discriminatie clausule. Wij raden aan om een automatische verbreking van de fiscale eenheid per 1-1-2021 niet zomaar te accepteren.
Deelnemingsvrijstelling
De hoofdregel is dat de deelnemingsvrijstelling van toepassing is indien ten minste 5% van het nominaal gestorte kapitaal in de deelneming wordt gehouden. Voor de situatie waarin een belang van minder dan 5% wordt gehouden, bepaalt art. 13, derde lid, Wet VPB 1969 dat indien de vestigingsstaat van de vennootschap binnen de EU is gelegen en die staat met Nederland een verdrag ter voorkoming van dubbele belasting heeft gesloten waarin is voorzien in een verlaging van belastingheffing op dividenden op grond van het aantal stemrechten, toch sprake kan zijn van een deelneming indien de aandelen ten minste 5% van de stemrechten vertegenwoordigen. Deze versoepeling geldt niet langer voor de Nederlandse aandeelhouder ten aanzien van deelnemingen die in het VK zijn gevestigd.
Exitheffing
In Nederland gevestigde vennootschappen die de fiscale vestigingsplaats naar het buitenland verplaatsen, dienen in beginsel af te rekenen over de vermogensvermeerdering die fiscaal nog niet tot uitdrukking is gekomen en daarom onbelast is gebleven. Indien de vestigingsplaats naar een ander EU-land wordt verplaatst, bestaat een uitstelmogelijkheid. Alsdan wordt gespreid in vijf gelijke jaarlijkse termijnen afgerekend. Bij een verplaatsing naar het VK bestaat derhalve geen uitstelmogelijkheid meer.
Voor natuurlijke personen met een aanmerkelijk belang geldt een vergelijkbare regeling. Indien de aanmerkelijkbelanghouder binnen de EU verhuist, wordt afrekening uitgesteld tot het moment van verwezenlijking van het voordeel waarbij het doen van een verzoek en het stellen van zekerheid niet verplicht is. De ondernemer in de inkomstenbelasting of de resultaatgenieter kan ervoor kiezen om direct af te rekenen, af te rekenen op het moment van verwezenlijking van het voordeel dan wel voor een gespreide betaling in tien gelijke jaarlijkse termijnen.
Kwalificerend buitenlands belastingplichtige
Een inwoner van een andere lidstaat van de EU/EER, Zwitserland of de BES-eilanden wiens inkomen voor 90% of meer in Nederland is onderworpen aan de loonbelasting of inkomstenbelasting en een inkomensverklaring van de belastingdienst van zijn of haar woonland kan aanleveren, krijgt recht op dezelfde aftrekposten en heffingskortingen als inwoners van Nederland, zoals de hypotheekrenteaftrek en de persoonsgebonden aftrekposten. Een inwoner van het VK komt niet langer in aanmerking voor deze regeling. Voor belastingplichtigen die in 2020 voldeden aan de voorwaarden voor kwalificerende buitenlandse belastingplicht is evenwel voorzien in overgangsrecht.
Overige aspecten
Er zijn nog veel meer regelingen waarbij activiteiten of aandeelhouders in de EU gelijk worden gesteld met Nederlandse activiteiten en aandeelhouders. Te denken valt nog aan zogenaamde speur- en ontwikkelingswerkzaamheden (onder de WBSO), maar ook bijvoorbeeld aandeelhouderseisen in het belastingverdrag met bijvoorbeeld de Verenigde Staten van Amerika. Zelfs voor de zogenaamde DAC-6 of Mandatory Disclosure Rules zijn er verschillen nu het VK de regels na Brexit heeft aangepast (zie hiervoor ons bericht UK – Brexit & DAC6: a marriage doomed to fail? (twobirds.com)).
Bekijk voor elke regeling of deze EU-gebonden is of mogelijk ook geldt in relatie tot derde landen. Indien de regeling of faciliteit een verband heeft met het vrije verkeer van kapitaal of vrijheid van vestiging verandert er namelijk mogelijk niets.
Wij raden u aan om uw specifieke structuur en werkzaamheden voor te leggen aan uw fiscalist. Desgewenst zijn we graag bereid om een vrijblijvend oriënterend gesprek te hebben waarin we een en ander kunnen bespreken.
BTW en douane
Preferentiële oorsprong
Op 24 december 2020 hebben de EU en het VK een akkoord gesloten waarin zij de regels hebben afgesproken die sinds 1 januari van dit jaar gelden. In het akkoord is onder meer afgesproken dat goederen van preferentiële oorsprong uit het VK of uit de EU vrij van invoerrechten kunnen worden geïmporteerd.
Import
De Brexit houdt voor de btw in dat transacties met het VK niet langer intracommunautaire transacties zijn. Goederen uit het VK moeten sinds de Brexit worden ingevoerd binnen de EU. Bij de invoer van goederen uit het VK wordt daarom bij de douane een invoeraangifte gedaan. Aan de hand van de douanewaarde wordt de btw die van toepassing is berekend. De verkoper van de goederen uit het VK vermeldt geen btw op de factuur.
De betaling van btw bij de douane kan worden voorkomen door een vergunning artikel 23 aan te vragen aan de hand waarvan de btw niet bij de douane betaald hoeft te worden, maar in de btw-aangifte mag worden aangegeven.
Export
Voor het exporteren van goederen vanuit de EU naar het VK geldt eveneens dat niet langer sprake is van een intracommunautaire transactie, maar van een levering naar een land buiten de EU. Bij export geldt de omgekeerde situatie en vermeldt de Europese leverancier geen btw op de factuur. Het VK heft de btw. Bij een Incoterm® Delivered Duty Paid (DDP) verplicht de leverancier zich evenwel de invoerrechten en invoer-btw te betalen.
Diensten
Bij dienstverlening aan het VK geldt als hoofdregel dat de dienst in het land van de afnemer is belast. Er wordt daarom geen btw in rekening gebracht door de in de EU gevestigde dienstverlener. Als een Britse dienstverlener diensten verricht aan een Europese afnemer, wordt de btw meestal verlegd naar de Europese afnemer. In sommige situaties kan de Britse dienstverlener de btw niet verleggen waardoor de Britse btw door de Europese afnemer wordt betaald.
Noord-Ierland
Voor de fiscale behandeling van goederen wordt Noord-Ierland behandeld als een EU-lidstaat. Voor diensten geldt deze speciale status niet en wordt Noord-Ierland niet als een EU-lidstaat behandeld.