In het artikel bespreekt Martin Senftleben het Vuurkorven-arrest van de Hoge Raad, waarin het fictief opdrachtgeversauteursrecht wordt verruimd. Volgens de auteur betreft dit een nodeloze verruiming, waarmee de Hoge Raad de met fictief opdrachtgeversauteursrecht gepaard gaande problemen alleen maar vergroot.
In het Vuurkorven-arrest komt de vraag aan de orde of het auteursrecht op een (in opdracht gemaakte) vuurkorf aan de freelancer of de opdrachtgever toekomt. De Hoge Raad komt op basis van het Benelux-verdrag inzake de Intellectuele Eigendom tot de conclusie dat de opdrachtgever van industriële vormgeving het auteursrecht toekomt, zelfs wanneer de tekening of het model niet in aanmerking komt voor een Benelux-depot. Op deze wijze komen volgens de auteur het nationale auteursrecht en het Europese modelrecht in verschillende handen terecht, worden opdrachtgevers niet aangemoedigd om de uitoefening van het auteursrecht contractueel te regelen en neemt de rechtsonzekerheid omtrent morele rechten en handhaving van het auteursrecht in andere landen toe.
Bron: AMI 2014, nr. 2, p. 41-46