In de rechtspraktijk gelden uiteraard vele verschillende wetten en regels, die op zichzelf klip en klaar (behoren te) zijn. Het zijn uiteindelijk veelal de concrete feiten en omstandigheden die in een individueel geval doorslaggevend zijn. Over het algemeen worden zuiver feitelijke oordelen (dus: hoe moeten de feiten worden geïnterpreteerd en beoordeeld) alleen gegeven door rechtbank en gerechtshof. Zo nu en dan komt echter een zaak waarbij feitelijke constateringen een hoofdrol spelen, toch bij de Hoge Raad terecht. Dit was ook het geval in een kwestie over de vraag of voor het ontslag van een directeur van een Curaçaose coöperatie voorafgaande toestemming vereist was.
In deze zaak ging het uiteindelijk met name om de kwalificatie van het bestuur en de bestuurders van de coöperatie. Het gerechtshof zag het bestuur als een ‘one-tier board’ waarvan een werknemer als algemeen directeur onderdeel uitmaakte. Nu de werknemer als bestuurder (‘directeur’) viel aan te merken, was volgens het hof geen toestemming voor ontslag vereist. De statuten wezen echter veeleer op een ’two-tier board’, waarbij het bestuur de dagelijkse leiding over de coöperatie delegeerde aan een werknemer met de titel ‘algemeen directeur’. In dit laatste geval was voor het ontslag van de werknemer (ongeacht welke functietitel deze droeg) wèl toestemming vereist.
De Hoge Raad oordeelt dat de conclusie van het hof ten aanzien van de ‘one-tier board’ onbegrijpelijk is. Daarbij geeft de Hoge Raad (bij wijze van uitzondering) ook nog een overweging ’ten overvloede’, waaruit blijkt dat ook op Curaçao (net als hier) alleen in beperkte gevallen geen ontslagvergunning nodig is.
Bij dit arrest heeft Annemarieke van Vlodrop een annotatie geschreven. Klik hier om de noot te lezen. De annotatie is verschenen in Jurisprudentie in Nederland, maart 2015 (JIN 2015/24).