Nu de ‘Spoedwet KEI’ als hamerstuk is aangenomen door de Eerste Kamer en de koning zijn handtekening eronder heeft gezet, is dit hoofdstuk over een grotendeels mislukt wetgevingsproject in betrekkelijke stilte en rust afgesloten. Op 14 juni 2019, direct nadat de Tweede Kamer de Spoedwet KEI had aangenomen, bespraken we in deze bijdrage al de inhoud en gevolgen van deze wet voor het procederen in eerste aanleg in civiele zaken. Daarbij hebben we toegelicht dat er onder aan de streep, ondanks de mislukte digitaliseringsplanning, tóch winst is behaald: er komen enkele inhoudelijke wijzigingen van het civiele procesrecht die daadwerkelijk bijdragen aan de kwaliteit en flexibiliteit van civiele rechtspraak. Procespartijen zullen daar naar verwachting baat bij hebben.
Deze update ziet op de datum van inwerkingtreding en het toepasselijke overgangsrecht.
Per 1 oktober 2019 zal het terugdraaien van de digitalisering van de civiele en bestuursrechtspraak een feit zijn. Op die datum zal de Wet tot wijziging van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering inwerking treden, waarmee de digitalisering van de civiele en bestuursrechtspraak wordt beëindigd. De in de eerdere bijdrage beschreven inhoudelijke wijzigingen in het civiele procesrecht zullen ook per 1 oktober 2019 ingaan.
De pilotrechtbanken Gelderland en Midden-Nederland, die in 2017 al waren overgegaan naar het digitale systeem, inclusief vergaande inhoudelijke wijzigingen van het civiele procesrecht, gaan daarmee weer in de pas lopen met de rest van het land. Wel zullen deze twee rechtbanken voorlopig nog met twee regimes moeten blijven werken. Artikel I lid 2 Spoedwet KEI bepaalt namelijk dat de KEI-regelgeving integraal van toepassing blijft als er al vóór 1 oktober 2019 een procesinleiding is ingediend bij een pilotrechtbank, of wanneer het oproepingsbericht in zo’n zaak al vóór die datum aan de verweerder is betekend. Als procespartijen ondanks hun geschil nog on speaking terms zijn, zullen ze in de periode tot oktober 2019 de pilotrechtbanken wellicht nog fanatieker mijden dan zij voorheen al deden. Het laatste proefkonijn zijn in een hok dat binnen afzienbare tijd zal worden afgebroken, is immers voor niemand een aantrekkelijk vooruitzicht.