De uitleg van contracten in Nederland – het juridisch kader op hoofdlijnen

Op 25 augustus 2023 heeft de Hoge Raad een beschikking gewezen (de Beschikking) over de vraag hoe een contract moet worden uitgelegd terwijl in het contract een bepaling is opgenomen die voorschrijft dat, in afwijking van het Haviltex-criterium, de bepalingen zoals opgenomen in contract uitsluitend grammaticaal uitgelegd en toegepast dienen te worden.[1] De Beschikking vormt aanleiding om in hoofdlijnen stil te staan bij het Nederlandse juridisch kader rondom de uitleg van contracten, waarbij we de Beschikking plaatsen binnen dit kader. We ronden af met enkele opmerkingen over de potentiële effecten van de Beschikking op de (corporate) praktijk.

Hoe zit het ook alweer – de uitleg van contracten in Nederland?

De kern van het leerstuk stamt uit 1981 toen de Hoge Raad het baanbrekende Haviltex-arrest wees.[2] In het Haviltex-arrest oordeelde de Hoge Raad dat het bij de uitleg van de bepalingen van een contract aankomt op de zin die partijen in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs aan die bepaling mochten toekennen en op hetgeen zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten (het Haviltex-Criterium).[3] Anders gezegd, bij de uitleg van contracten moet niet slechts worden gekeken naar de grammaticale betekenis van het contract, maar spelen ook andere omstandigheden een rol. Het kan dus zo zijn dat de rechter tot het oordeel komt dat de bedoeling van partijen tegenstrijdig is met de bewoording van het contract. In dergelijke gevallen zal conform het Haviltex-Criterium de bedoeling van partijen prevaleren boven de letterlijke betekenis van de overeenkomst.[4]

Het Haviltex-Criterium is de maatstaf die de Nederlandse rechter in beginsel hanteert bij het bepalen van de inhoud van een contract, een zogeheten subjectieve uitlegmaatstaf. In beginsel, nu uit de Beschikking lijkt te volgen dat de rechter onder bepaalde omstandigheden juist niét de bedoeling van partijen kan betrekken bij de uitleg van een bepaling, maar daarover later meer.

Tegenover een subjectieve uitlegmaatstaf staat logischerwijs de objectieve uitlegmaatstaf. In 1993 is door de Hoge Raad voor het eerst een meer objectieve uitlegmaatstaf aangenomen in de gevallen waarin een overeenkomst een impact heeft op partijen die niet bij de totstandkoming zijn betrokken; de zogeheten CAO-norm.[5] In dergelijke gevallen heeft de bewoording van de bepalingen van een CAO, gelezen in het licht van de gehele tekst van de overeenkomst, in beginsel doorslaggevende betekenis. Bij de uitleg een contract speelt zodoende, onder bepaalde omstandigheden, de partijbedoeling geen rol voor zover deze niet uit de overeenkomst blijkt, maar moet aansluiting gezocht worden bij meer objectieve aanknopingspunten. Hierbij kunnen, naast de letterlijke bewoording van de CAO, de eventuele toelichting op de CAO en de aannemelijkheid van de rechtsgevolgen relevant zijn.

In latere jurisprudentie heeft de Hoge Raad de verhouding tussen enerzijds de subjectieve uitlegmaatstaf en anderzijds de meer objectieve uitlegmaatstaf verduidelijkt. Volgens de Hoge Raad bestaat tussen beide uitlegmaatstaven geen tegenstelling maar een vloeiende overgang.[6] Het is dus niet een keuze tussen de ene uitlegmaatstaf of de andere, maar bij de uitleg van contracten zijn telkens van beslissende betekenis alle omstandigheden van het concrete geval, gewaardeerd naar hetgeen de maatstaven van redelijkheid en billijkheid meebrengen.[7] Door de jaren heen heeft de Hoge Raad verschillende arresten gewezen waarin, afhankelijk van de omstandigheden van het geval, in toenemende mate ruimte wordt geboden voor de toepassing van een objectieve uitlegmaatstaf van contracten. Hiermee is de weinig concrete uitlegmaatstaf van het Haviltex-Criterium nader ingekleurd.

Volgens de Hoge Raad resulteert de toepassing van het Haviltex-Criterium onder bepaalde omstandigheden in een meer objectieve uitlegmaatstaf waarbij als uitgangspunt doorslaggevend gewicht dient te worden toegekend aan de taalkundige betekenis van het contract. Daarbij is de aard van de transactie, de omvang en gedetailleerdheid van het contract, de wijze van totstandkoming en de in het contract opgenomen bepalingen zoals een entire-agreement-clause[8], van belang.[9] Het staat de rechter vrij om tot een voorshands taalkundige uitleg te komen in het geval van een commerciële overeenkomst waarbij partijen zich hebben laten bijstaan door (juridische) deskundige raadslieden.[10] In een latere uitspraak nuanceert de Hoge Raad de uitlegmaatstaf waarbij voorshands groot gewicht toekomt aan de taalkundige betekenis van de gekozen bewoording: In sommige gevallen kunnen de overige omstandigheden van het geval immers meebrengen dat een andere (dan de taalkundige) betekenis aan de bepalingen van de overeenkomst moet worden gehecht. Beslissend blijft immers het Haviltex-Criterium, aldus de Hoge Raad in 2013.[11]

Niettemin lijkt door de jaren een trend zichtbaar te zijn waarbij de Hoge Raad in een toenemend aantal gevallen de deur openzet naar een meer objectieve uitlegmaatstaf. In onze ogen is dat een ontwikkeling die goed aansluit bij de behoefte van de commerciële corporate praktijk waarbij risico’s, in dit geval voornamelijk het risico op langdurige en kostbare procedures over de uitleg van een contract, zo veel mogelijk uitgesloten trachten te worden. Immers, is voor iedere partij duidelijk wat is overeengekomen, dan worden daarmee geschillen ten aanzien van de uitleg van het contract voorkomen.

De Beschikking

Dan nu de Beschikking van de Hoge Raad van 25 augustus 2023. In de Beschikking staat de uitleg van een vaststellingsovereenkomst centraal waarin de volgende bepaling is opgenomen:

Bij de uitvoering van de onderhavige overeenkomst prevaleert de letterlijke tekst van deze overeenkomst, in afwijking van het Haviltex-criterium, boven eventuele partijbedoelingen zodat dat bij geschillen die onverhoopt op welke wijze dan ook uit deze overeenkomst mochten voortvloeien, ook wanneer slechts een der partijen een geschil aanwezig acht, de competente rechter de bepalingen zoals opgenomen in de onderhavige overeenkomst uitsluitend grammaticaal dient uit te leggen en toe te passen.[12]

De Hoge Raad herhaalt de overweging van het hof over de van toepassing verklaarde contractuele uitlegmaatstaf, inhoudende dat bij de uitleg van bepalingen uit de overeenkomst slechts kan worden aangeknoopt bij begrippen die niet voor meerderlei uitleg vatbaar zijn. Immers, bij de uitleg van begrippen die voor meerderlei uitleg vatbaar zijn zou de bedoelingen van partijen betrokken moeten worden, hetgeen volgens de overeengekomen (objectieve) uitlegmaatstaf niet is toegestaan.[13]

Uit de Beschikking lijkt te volgen dat het partijen vrij staat om overeen te komen dat een contract taalkundig moet worden uitgelegd en dat, in het geval de rechter zich moet buigen over de betekenis van bepalingen in het contract, de bedoeling van partijen hierbij niet kan worden betrokken. Kortom, het Haviltex-Criterium hoeft niet langer doorslaggevend te zijn in de situatie waarin partijen nadrukkelijk ervoor kiezen om het Haviltex-Criterium uit te sluiten.

Tegelijkertijd moet opgemerkt worden dat in cassatie niet is geklaagd over de geldigheid van een dergelijk uitlegbeding en de Hoge Raad zich derhalve niet over die vraag heeft kunnen uitlaten. De Hoge Raad past evenwel de overeengekomen objectieve uitlegmaatstaf toe zonder daarbij een slag om de arm te houden. Zou de Hoge Raad van oordeel zijn dat een uitlegbeding ontoelaatbaar is onder Nederlands recht, dan zou het voor de hand liggen dat de Hoge Raad daar enige bewoording aan had gewijd door bijvoorbeeld een overweging ten overvloede op te nemen. Daar komt bij dat A-G Valk in zijn conclusie bij de Beschikking stelt dat de heersende leer lijkt te zijn dat ‘partijen geldig de maatstaf kunnen bepalen aan de hand waarvan hun overeenkomst moet worden uitgelegd en dat die maatstaf desgewenst ook ‘grammaticale uitleg’ kan zijn.’[14] Op basis van bovenstaande menen wij dan ook dat een dergelijk uitlegbeding in een contract toelaatbaar kan worden geacht.[15]

Hoe kan de Beschikking worden geplaatst in het juridisch kader rondom de uitleg van contracten?

Tot op heden kwam de Hoge Raad tot een objectieve uitlegmaatstaf via de sleutel van het Haviltex-Criterium. Zoals hierboven besproken lijkt uit de Beschikking te volgen dat óók tot een objectieve uitlegmaatstaf kan worden gekomen zonder toepassing van het Haviltex-Criterium, namelijk als het Haviltex-Criterium door partijen expliciet is uitgesloten. Dat maakt deze Beschikking naar ons idee anders dan de eerdere uitspraken van de Hoge Raad over het leerstuk van de uitleg van contracten. Eerdere uitspraken gaven voornamelijk invulling aan het Haviltex-Criterium terwijl in de Beschikking een overeenkomst centraal staat waarin het Haviltex-Criterium juist is uitgesloten. De Beschikking is daarmee te plaatsen in de lange lijst met relevante arresten over de wijze waarop (commerciële) contracten moeten worden uitgelegd.

Voor zover wij weten is dit de eerste keer dat de Hoge Raad een objectieve uitlegmaatstaf toepast die partijen middels een uitlegbeding zijn overeengekomen. In lagere rechtspraak, door verschillende juridische auteurs en door A-G Valk in zijn conclusie bij de Beschikking werd echter reeds aangenomen dat het partijen vrijstaat een grammaticaal uitlegbeding in de overeenkomst op te nemen.[16] Al met al is de Beschikking goed te plaatsen in de trend waarbij partijen in toenemende mate de ruimte wordt geboden om te komen tot een meer objectieve uitlegmaatstaf indien de omstandigheden van het geval daar aanleiding voor geven. Dat is in onze ogen een wenselijke ontwikkelingen.

Waarom kan het opnemen van een uitlegmaatstaf in een contract wenselijk zijn?

Het kan wenselijk zijn om in bepaalde, complexe (overname)contracten en financieringsovereenkomsten een uitlegbeding op te nemen die voorschrijft dat de overeenkomst uitsluitend grammaticaal dient te worden uitgelegd. Op die manier zijn de risico’s voor partijen afgekaderd en is de kans op een procedure over de uitleg en inhoudt van het contract kleiner. Bij de toepassingen van het Haviltex-Criterium blijft altijd de mogelijkheid bestaan dat een rechter op basis van de omstandigheden van het geval concludeert dat een bepaling in een contract een andere betekenis heeft dan de taalkundige betekenis ervan. Deze mogelijkheid bestaat ook indien het een commercieel contract betreft gesloten tussen professionele partijen die zijn bijgestaan door deskundigen.[17] Deze onzekerheid kan worden voorkomen door een grammaticale uitlegmaatstaf overeen te komen.

Een beding waarmee partijen kiezen voor een objectieve uitlegmaatstaf betekent evenwel niet dat de rechter bij de uitleg van een contract waarin een dergelijk beding is opgenomen, onder geen enkele omstandigheid kan afwijken van hetgeen objectief genomen volgt uit de bewoording van het contract. Uit artikel 6:248 lid 1 Burgerlijk Wetboek volgt immers dwingendrechtelijk dat een overeenkomst niet alleen de door partijen overeengekomen rechtsgevolgen heeft, maar ook die welke, naar de aard van de overeenkomst, uit de wet, de gewoonte of de eisen van redelijkheid en billijkheid voortvloeien.[18] De rechter behoudt aldus de mogelijkheid om leemtes van een contract in te vullen, zij het dat dit, in het geval een objectieve uitlegmaatstaf is overeengekomen, niet via de sleutel van het Haviltex-Criterium zal kunnen maar door toepassing van de redelijkheid en billijkheid. De aanvullende werking van de redelijkheid en billijkheid komt enkel en alleen om de hoek kijken indien het contract leemtes bevat.[19] Dat is anders dan bij toepassing van het Haviltex-Criterium waarbij als uitgangspunt heeft te gelden dat alle omstandigheden relevant zijn bij de uitleg van een contract. De rechter zal dus niet op grond van de aanvullende werking van de redelijkheid en billijkheid een andere betekenis kunnen geven aan een bepaling in een contract dan de taalkundige betekenis ervan, voor zover de bepalingen in het contract sluitend zijn geformuleerd. Dat kan rechtszekerheid met zich brengen voor de contractanten.

Zitten er ook nadelen aan de keuze voor een grammaticale uitlegmaatstaf?

Een nadeel van de toepassing van een objectieve uitlegmaatstaf is dat de rechter betekenis kan geven aan een bepaling die niet overeenkomt met de betekenis die partijen daaraan wilden toekennen. Daarnaast is de taal per definitie voor meerderlei uitleg vatbaar en dat kan ertoe leiden dat de taalkundige betekenis van het contract niet volledig duidelijk is en dat andere omstandigheden betrokken moeten worden bij de uitleg. Bij het opstellen van overeenkomsten is het daarom van extra groot belang dat, en zeker de gevallen waarin partijen expliciet voor een objectieve uitlegmaatstaf kiezen, veel aandacht wordt besteed aan de bewoording ervan. Dat past ook in de wijze waarop professionele partijen contracteren – van hen mag worden verwacht dat zij tijdens de onderhandelingen over de totstandkoming van het contract wijzigingen aanbrengen in de bewoording van de overeenkomst indien zij van mening zijn dat het de partijbedoeling niet juist weergeeft.[20]

Heeft de Beschikking effect op de corporate M&A praktijk?

In de corporate M&A praktijk wordt over het algemeen langdurig stilgestaan bij – en onderhandeld over – de wijze waarop de bepalingen in een contract worden geformuleerd. Advocaten streven ernaar om de partijbedoeling zo volledig en in niet misverstane bewoording op te nemen in het contract. Daarmee wordt voorkomen dat op een later moment een geschil ontstaat over de betekenis van het contract. Procederen is een kostbare aangelegenheid en uitkomst van een dergelijk geschil is over het algemeen ongewis. Onzekerheid, en daarmee risico’s, moet zo veel mogelijk worden voorkomen. Ten aanzien van dergelijke complexe contracten is het om die reden wenselijk dat bij de uitleg daarvan zo dicht mogelijk wordt aangesloten bij de letterlijke bewoording van de overeenkomst. Onze verwachting is derhalve dat de Beschikking potentieel resulteert in een toename van het gebruik van een uitlegbeding in de corporate praktijk.


Dit artikel is geschreven door:

Laurens Linnewiel

[1] HR 25 augustus 2023, ECLI:NL:HR:2023:1131.

[2] HR 13 maart 1981, ECLI:NL:HR:1981:AG4158 (Ermes/Haviltex).

[3] HR 13 maart 1981, ECLI:NL:HR:1981:AG4158 (Ermes/Haviltex).

[4] Zie bijvoorbeeld HR 1 december 2000, ECLI:NL:HR:2000:AA8721 (Bruin/NVC), r.o. 3.4.

[5] HR 17 september 1993, ECLI:NL:HR:1993:ZC1059 (Gerritse/Hydro Agri Sluiski), r.o. 3.3.

[6] HR 20 februari 2004, ECLI:NL:HR:2004:AO1427 (DSM/Fox), r.o. 4.4.

[7] HR 20 februari 2004, ECLI:NL:HR:2004:AO1427 (DSM/Fox), r.o. 4.5.

[8] Een ‘entire-agreement-clause’ is een veelvoorkomende bepaling in een commercieel contract waarin partijen afspreken dat de desbetreffende overeenkomst alle afspraken bevat die tussen de betrokken partijen gelden.

[9] HR 19 januari 2007, ECLI:NL:HR:2007:AZ3178 (Meyer Europe/PontMeyer), r.o. 3.4.3.

[10] HR 29 juni 2007, ECLI:NL:HR:2007:BA4909 (Deksen/Homburg), r.o. 4.1.3.

[11] HR 5 april 2013, ECLI:NL:HR:2013:BY8101 (Lundiform/Mexx), r.o. 3.4.3.

[12] HR 25 augustus 2023, ECLI:NL:HR:2023:1131, r.o. 2.1.

[13] HR 25 augustus 2023, ECLI:NL:HR:2023:1131, r.o. 3.2.2.

[14] Concl. A-G W.L. Valk, ECLI:NL:PHR:2023:481, bij HR 25 augustus 2023, ECLI:NL:HR:2023:1131, par. 3.4.

[15] Een interessante rechtsvraag die in de Beschikking onbesproken blijft is de vraag aan de hand van welke uitlegmaatstaf een uitlegbeding moet worden uitgelegd. Omwille van de omvang van dit artikel zullen we daar niet verder op ingaan.

[16] R.P.J.L. Tjittes, Commercieel Contractenrecht, Den Haag: Boom Juridisch 2022, p. 452 en voetnoot 571 aldaar; M. Wallart, ‘Drafting tips & skills: het contractueel regelen van de uitleg’, ORP oktober 2018, p. 28; Concl. A-G W.L. Valk, ECLI:NL:PHR:2023:481, bij HR 25 Augustus 2023, ECLI:NL:HR:2023:1131, par. 3.4; H.N. Schelhaas, ‘Het Haviltex-criterium en de uitleg van commerciële contracten. Het Mexx/Lundiform-arrest nader beschouwd’ ORP oktober 2013, p. 40.

[17] HR 5 april 2013, ECLI:NL:HR:2013:BY8101 (Lundiform/Mexx), r.o. 3.4.3.

[18] In de juridische literatuur bestaat discussie over de vraag of artikel 6:248 Burgerlijk Wetboek van dwingend recht is. Wij sluiten aan bij de opvatting van A-G Valk zoals verwoord in de conclusie bij de Beschikking, namelijk dat artikel 6:248 Burgerlijk Wetboek van dwingen recht is en niet contractueel kan worden uitgesloten: Concl. A-G W.L. Valk, ECLI:NL:PHR:2023:481, bij HR 25 augustus 2023, ECLI:NL:HR:2023:1131, par. 3.6.

[19] H.N. Schelhaas, ‘Het Haviltex-criterium en de uitleg van commerciële contracten. Het Mexx/Lundiform-arrest nader beschouwd’ ORP 1 oktober 2013, p. 40.

[20] R.P.J.L. Tjittes, Commercieel Contractenrecht, Den Haag: Boom Juridisch 2022, p. 327.

Volg ons op

Laatste nieuws