Op 2 oktober 2014 heeft het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (āhet Hofā) een arrest (EHRM, 2 oktober 2014, zaaknr. 97/11) gewezen waarin de omvang van de rechterlijke toetsing van een bedrijfsinspectie centraal stond. Het Hof heeft geoordeeld dat een nationale rechter niet kan volstaan met het toetsen van de rechtmatigheid van de bedrijfsinspectie. Artikel 8 van het Europese Verdrag voor de Rechten van de Mens (āEVRMā) vereist dat niet alleen de rechtmatigheid maar ook de noodzakelijkheid van de bedrijfsinspectie, inclusief het verzamelen van de bewijsstukken, moet worden getoetst. Hoewel dit de rechterlijke toetsing in TsjechiĆ« betrof, houdt de Nederlandse rechter het veelal ook bij een toetsing van de rechtmatigheid, zonder daarbij acht te slaan op de noodzakelijkheid. Dit arrest heeft wat dat betreft ook een betekenis voor Nederland.
Bron:Ā JutD 2015, nr. 9, p. 10-12
Klik hier voor het hele artikel.