Het wetsvoorstel Wet franchise is op 10 februari 2020 ingediend bij de Tweede Kamer.
Deze indiening volgt na een internetconsultatie begin 2019 en het advies van de Raad van State eind 2019. Tijdens deze consultatie is naast instemming ook de nodige kritiek geuit ten aanzien van het conceptvoorstel Wet franchise.
Naar aanleiding van dit commentaar uit de consultatie en het advies van de Raad van State is het conceptvoorstel op een aantal punten aangepast. Deze nieuwe (aangepaste) versie van het wetsvoorstel is vervolgens ingediend bij de Tweede Kamer.
Hieronder zullen wij kort de inhoud van het wetsvoorstel en de verschillen ten opzichte van het eerdere conceptvoorstel bespreken. Aan het einde van dit artikel zullen wij toelichten wat de vervolgstappen zullen zijn in het wetgevingstraject en de verwachte timing daarvan.
Het wetsvoorstel is relevant voor alle franchiserelaties waarop Nederlands recht van toepassing is. Nederlands recht zal van toepassing zijn als dit overeengekomen is in de franchiseovereenkomst. Ook kan Nederlands recht van toepassing zijn wanneer zowel de franchisegever als de franchisenemer in Nederland zijn gevestigd.
Inhoud wetsvoorstel
Het basisprincipe van “goed franchisegever” en “goed franchisenemer” blijft – net als in het conceptvoorstel – in het wetsvoorstel centraal staan. Dit basisprincipe gaat ervan uit dat partijen zich redelijk en zorgvuldig tegen elkaar zullen gedragen. De franchisegever moet daarbij in het bijzonder rekening houden met zowel de belangen van de franchiseketen als de belangen van de individuele franchisenemer.
Net als in het conceptvoorstel, is dit basisprincipe in het wetsvoorstel als volgt uitgewerkt:
- Op de franchisegever rusten specifieke informatieverplichtingen, ten aanzien van zowel de precontractuele fase als ook gedurende de franchiserelatie. Zo is de franchisegever onder andere verplicht informatie te verstrekken over:
- franchisegever ’s financiële positie;
- het ontwerp van de franchiseovereenkomst en voorgenomen wijzigingen van deze overeenkomst;
- financiële gegevens met betrekking tot de beoogde locatie van de franchiseonderneming;
- of en in hoeverre franchisegever via een afgeleide module (zoals e-commerce) kan gaan concurreren met franchisenemer;
- de wijze en frequentie van overleg tussen franchisenemer en franchisegever.
- Er wordt een verplichte “stand still-periode” ingevoerdvan vier weken voorafgaand aan het sluiten van de franchiseovereenkomst, waarin de franchisenemer alle informatie tot zich door kan laten dringen. Tijdens deze periode dient de franchisegever de franchiseovereenkomst niet meer aan te passen.
- Er worden beperkingen opgelegd ten aanzien van het tussentijds wijzigen van de franchiseovereenkomst door de franchisegever. Wanneer zulke wijzigingen een aanzienlijke invloed hebben of kunnen hebben op de franchisenemer(s) zal instemming van de franchisenemer(s) nodig zijn.
- Er worden specifieke inhoudelijke voorschriften
gesteld over de inhoud van de
franchiseovereenkomst, ten aanzien van:
- non-concurrentiebedingen;
- vergoeding van goodwill bij beëindiging van de franchiserelatie; en
- het vastleggen van periodiek overleg tussen franchisegever en franchisenemer.
De Wet franchise zal opgenomen worden in een nieuwe titel van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek (“BW“). Deze titel zal van dwingend recht zijn, waar niet ten nadele van de franchisenemer van afgeweken mag worden. Dit heeft als gevolg dat op grond van artikel 3:40 lid 2 BW franchiseovereenkomsten die zijn aangegaan in strijd met dwingende bepalingen uit de Wet franchise, vernietigbaar zijn. Uitsluitend de franchisenemer kan zich op de vernietigbaarheid beroepen.
Verschillen ten opzichte van het conceptvoorstel
Hoewel het basisprincipe van het wetsvoorstel gelijk is gebleven, verschilt het wetsvoorstel op een aantal punten wel van het eerder ter consultatie voorgelegde conceptvoorstel.
Definities
De definities van franchiseformule en franchiseovereenkomst zijn aangepast, om ze beter te laten aansluiten bij de terminologie waar franchisenemers en franchisegevers zich in herkennen.
Daarnaast bevat het conceptvoorstel een definitie van handboek en een precontractuele verplichting dit handboek aan de franchisenemer te verstrekken. Deze definitie en precontractuele verplichting zijn in het wetsvoorstel komen te vervallen. Hiermee komt de wetgever tegemoet aan kritiek van franchisegevers. Franchisegevers hadden namelijk tijdens deze consultatie aangevoerd dat gelet op het zeer vertrouwelijke karakter en de economische waarde van het handboek deze niet al in een precontractuele fase gedeeld kan worden met een potentiële franchisenemer.
Daarnaast is de precontractuele informatieverplichting in het wetsvoorstel tot op zekere hoogte geconcretiseerd. Zo zijn er in het wetsvoorstel meer voorbeelden opgenomen van informatie die verstrekt moet worden. Ten slotte is de informatieverplichting in het wetsvoorstel – anders dan in het conceptvoorstel – beperkt tot informatie die in redelijkheid beschikbaar zou moeten zijn.
Afnameverplichting en bijdragen
Zoals hiervoor aangegeven stelt het conceptvoorstel en het nieuwe wetsvoorstel voorschriften over de inhoud van de franchiseovereenkomst. Het conceptvoorstel bevatte onder andere voorschriften met betrekking tot het opnemen van een afnameverplichting.
In het wetsvoorstel zijn deze voorwaarden ten aanzien van verplichte afnamebedingen komen te vervallen. In plaats daarvan is een nieuwe informatieverplichting ingevoegd. Deze nieuwe informatieverplichting verplicht franchisegever aan franchisenemer informatie te verschaffen over de verhouding tussen de bijdragen van de franchisenemer en de relevante kosten voor franchisegever.
Goodwill en non-concurrentiebeding
De bepaling uit het conceptvoorstel ten aanzien van goodwill is verder uitgewerkt in het wetsvoorstel.
Deze bepaling is in het wetsvoorstel beperkt tot de situatie waarin de franchisegever degene is die de franchiseonderneming overneemt na beëindiging van de franchiserelatie. Daarbij maakt het niet uit of de franchisegever de overgenomen franchiseonderneming vervolgens zelfstandig gaat voortzetten, of zal overdragen aan een nieuwe franchisenemer.
De bepaling over non-concurrentiebedingen uit het conceptvoorstel is in het wetsvoorstel verder aangevuld, om beter aan te sluiten bij de bepaling hierover in de Groepsvrijstellingsverordening (Verordening nr. 330/2010).
Instemming
Tenslotte is ook de bepaling aangepast waarin de franchisegever wordt verplicht om in bepaalde situaties instemming te verkrijgen van de franchisenemers voor voorgenomen aanpassingen in de formule.
Het conceptvoorstel bevatte de verplichting voor franchisegever om voorafgaande instemming van franchisenemer(s) te verkrijgen voor alle wijzigingen van de franchiseovereenkomst die “aanzienlijke gevolgen” zullen of kunnen hebben voor de exploitatie van de franchiseformule.
Het wetsvoorstel bepaalt nu expliciet dat de franchisegever grenswaarden kan bepalen waarbinnen hij zonder overleg wijzigingen kan doorvoeren.
Toepasselijkheid en wetgevingstraject
Het wetsvoorstel is relevant voor alle franchiserelaties waarop Nederlands recht van toepassing is. Dit zal uiteraard het geval zijn bij een uitdrukkelijke rechtskeuze voor Nederlands recht in de franchiseovereenkomst, maar dit zal ook het geval zijn wanneer zowel franchisegever als franchisenemer in Nederland gevestigde partijen zijn. Dit laatste kan bijvoorbeeld een rol spelen bij zogenoemde master franchise-structuren, waarbij de master-franchisenemer en de sub-franchisenemers beiden in Nederland gevestigd zijn.
Tijdens de consultatie was veel kritiek geuit op het toepassingsbereik van de Wet franchise. Met name franchisegevers hebben voorgesteld de Wet franchise enkel van toepassing te laten zijn op franchiseovereenkomsten met kleine franchisenemers, of om de Wet franchise geen dwingendrechtelijk karakter toe te kennen. Aan deze kritiek is geen gehoor gegeven en het wetsvoorstel bevat op dit punt geen wijzigingen.
Timing
Nu het wetsvoorstel is ingediend bij de Tweede Kamer, zal het voorstel eerst schriftelijk behandeld worden en daarna verdedigd worden in een plenair debat. Na het debat volgt een stemming.
Als het wetsvoorstel is aangenomen, gaat het naar de Eerste Kamer. Hier zal het wetvoorstel aangenomen dan wel verworpen worden.
Wanneer het wetsvoorstel in zowel de Eerste als de Tweede Kamer wordt aangenomen, zal deze vervolgens gepubliceerd worden en in werking treden op de – bij koninklijk besluit nader te bepalen – inwerkingtredingsdatum.
Overgangsrecht
Het wetsvoorstel bevat overgangsrecht waarin is bepaald dat de Wet franchise pas twee jaar na haar inwerkingtreding van toepassing zal worden op franchiseovereenkomsten gesloten vóór deze inwerktreding.