De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en de staatssecretaris van Financiën lieten 26 november 2018 in een brief aan de Tweede Kamer weten dat de vervanging van de Wet DBA opnieuw vertraging op loopt. Eerder dit jaar werd handhaving van de Wet DBA (met uitzondering van de gevallen waarin sprake is van kwaadwillendheid) in afwachting van nieuwe wetgeving al uitgesteld tot 1 januari 2020. Wat is nu de stand van zaken?
Vertraging in voorstellen voor zzp’ers met laag tarief
Het kabinet wil met nieuwe wetgeving voor zelfstandig ondernemerschap onder meer schijnzelfstandigheid aan de onderkant van de arbeidsmarkt en concurrentie op het gebied van arbeidsvoorwaarden voorkomen. In het regeerakkoord heeft het kabinet verschillende maatregelen aangekondigd, waaronder de komst van de zogenoemde Arbeidsovereenkomst bij laag tarief. Deze maatregel maakt het niet langer mogelijk om langdurig zelfstandigen in te huren tegen een laag tarief. Zelfstandigen die tegen een laag tarief langer dan drie maanden of voor reguliere bedrijfsactiviteiten worden ingezet, zouden als gevolg van deze maatregel automatisch werknemers worden.
De voorgenomen maatregel ter bescherming van zzp’ers aan de onderkant van de arbeidsmarkt lijkt echter in strijd te zijn met Europees recht, onder andere de vrijheid van vestiging en vrijheid van dienstverrichting van zelfstandigen. Het kabinet gaat daarom aankomende tijd op zoek naar alternatieven, waarvan de inschatting is dat deze wel passen binnen de Europese wet- en regelgeving. Momenteel kijkt het kabinet bijvoorbeeld naar het invoeren van een minimumtarief, waardoor zelfstandigheden ten minste tussen €15 en €18 per uur betaald moeten krijgen.
Overige voorgestelde maatregelen
Opt-out bij hoog tarief
Daarnaast wil het kabinet ook maatregelen nemen aan de “bovenkant” van de markt in de veronderstelling dat hier vaker sprake is van een bewuste keuze van zzp’ers voor het ondernemerschap. Het kabinet wil voorkomen dat opdrachtgevers die zzp’ers met een hoog tarief inhuren achteraf worden geconfronteerd met naheffingen.
De kern van de maatregel is dat wanneer er sprake is van uurtarief van €75 of hoger en een duur van maximaal een jaar of geen reguliere bedrijfsactiviteiten, opdrachtgever en opdrachtnemer gezamenlijk kunnen verklaren dat zij wensen dat opdrachtnemer niet als verzekerde voor de werknemersverzekeringen wordt beschouwd. De opdrachtgever is hiermee gevrijwaard van inhouding en afdracht van loonheffing en van betaling van premies voor werknemersverzekeringen en de inkomensafhankelijke zorgpremie. Dit biedt opdrachtgevers zekerheid, tenzij blijkt dat niet aan de voorwaarden ten aanzien van tarief en duur is voldaan. In dat geval kan de opdrachtgever als sprake is van een dienstbetrekking alsnog worden aangesproken (met terugwerkende kracht) voor de desbetreffende premies. Opdrachtgever en opdrachtnemer kunnen een dergelijke verklaring alleen naar de toekomst doen en dus niet met terugwerkende kracht. De maatregel moet nog worden omgezet in wetgeving.
Verduidelijking gezagscriterium
Voordat de opvolger van de Wet DBA in werking zal treden, worden er in de tussentijd al wel stappen gezet om opdrachtgevers en opdrachtnemers meer houvast te bieden. Zo wordt per 1 januari 2019 een verduidelijking van het gezagscriterium opgenomen in het Handboek loonheffingen van de Belastingdienst. Een toelichting in de vorm van een bijlage moet opdrachtgevers en opdrachtnemers meer aanknopingspunten geven om te beoordelen of sprake is van een gezagsverhouding. De bijlage met relevante elementen geeft wel iets meer inkleuring aan het gezagscriterium, maar de vraag is of opdrachtgevers aan de hand van dit document in de praktijk daadwerkelijk een analyse gaan maken. Dit zal veelal aan adviseurs worden gelaten en de vraag is voor hen of het document zoveel nieuws brengt. Bovendien hangt de uiteindelijke beoordeling nog altijd sterk af van de specifieke en feitelijke omstandigheden van het geval. De vraag is dan ook hoeveel extra houvast deze toelichting opdrachtgevers en opdrachtnemers zal bieden.
Webmodule opdrachtgeversverklaring
Ten slotte kunnen opdrachtgevers naar verwachting eind 2019 gebruik gaan maken van een webmodule waarmee wordt bepaald of er al dan niet sprake is van een dienstbetrekking. Aan de hand van een aantal vragen zal een opdrachtgever door een beslisboom worden geleid. Indien uit de beslisboom volgt dat geen sprake is van een dienstbetrekking wordt een zogeheten opdrachtgeversverklaring afgegeven. Mits naar waarheid ingevuld en feitelijk conform de antwoorden uitgevoerd, krijgen opdrachtgevers zodoende zekerheid dat geen premies werknemersverzekeringen moeten worden betaald of loonheffing moet worden ingehouden. Vooralsnog wordt gedacht aan een geldigheid van een jaar van de verklaring.
Tot slot
Hoewel de opvolger van de wet DBA vertraging heeft opgelopen en het naar verwachting nog zeker tot 1 januari 2021 zal duren voordat deze in werking zal treden, wordt er momenteel wel getracht om in de tussenliggende periode meer duidelijkheid te verschaffen aan opdrachtgevers en opdrachtnemers. Of deze maatregelen daadwerkelijk in de praktijk meer houvast geven zal moeten blijken.