Als bij een werkgever wordt gestaakt, om zo de druk bij de collectieve onderhandelingen op te voeren, kan het gebeuren dat vakbonden het werk dat bij deze werkgever wordt uitgevoerd ‘besmet’ verklaren. Dit houdt in dat de vakbonden hun kaderleden bij andere partijen (zoals concurrenten van de werkgever) vragen zich solidair te verklaren met de staking, en dus het werk ook niet uit te voeren. Het werk van de werkgever wordt in dat geval überhaupt niet uitgevoerd, wat er in de regel toe zal leiden dat bijvoorbeeld klanten van de werkgever druk op hem zullen uitoefenen om toch snel tot overeenstemming te komen met de vakbonden. De Hoge Raad heeft zich op 31 oktober 2014 uitgesproken over de vraag of een dergelijke staking bij derden – dus anderen dan de werkgever – ook onder het collectieve actierecht valt.
De Hoge Raad stelt voorop dat een werknemersorganisatie in beginsel vrij is in de keuze van middelen om haar doel te bereiken. Om te bepalen of het gekozen middel wordt ‘gedekt’ door het ESH, dient de vraag te worden beantwoord of de actie redelijkerwijs kan bijdragen tot de doeltreffende uitoefening van het recht op collectief onderhandelen. Indien die vraag bevestigend wordt beantwoord, valt de collectieve actie onder het bereik van art. 6, aanhef en onder 4, ESH. De uitoefening van het recht op collectief optreden kan dan slechts worden beperkt langs de weg van art. G ESH, overeenkomstig hetgeen op dat punt is aanvaard in de rechtspraak van de Hoge Raad. De Hoge Raad gaat er hiermee kennelijk van uit dat ook besmetverklaringen in principe onder de reikwijdte van het collectieve actierecht kunnen vallen.
Over dit arrest, mede bezien in het licht van de eerdere (beperkte) stakings-jurisprudentie, heeft Annemarieke van Vlodrop een annotatie geschreven. Klik hier om deze noot te lezen. De annotatie is verschenen in Jurisprudentie in Nederland, februari 2015 (JIN 2015/02).