Twee conclusies A-G inzake Uber; Ontwikkelingen in de Europese online platformeconomie

De advocaat-generaal (hierna: “A-G”) van het Europese Hof van Justitie (hierna: “HvJ“) heeft afgelopen zomer twee soortgelijke conclusies gepubliceerd in gerechtelijke procedures die bij het HvJ aangespannen zijn tegen Uber –één in Spanje en één in Frankrijk. In beide zaken staat de vraag centraal of de door Uber aangeboden dienst op grond van Europese regelgeving een dienst van de informatiemaatschappij is. Als de dienst van Uber een dienst van de informatiemaatschappij is, hebben Europese lidstaten minder mogelijkheden om deze dienst te reguleren. Is geen sprake van een dienst van de informatiemaatschappij dan zal Uber zich moeten houden aan de normale regulering van de betreffende sector.

  • Definitie dienst van de informatiemaatschappij

Een dienst van de informatiemaatschappij wordt in artikel 2, onder aanhef en sub a, van de Richtlijn elektronische handel (Richtlijn 2000/31/EG) kort gezegd gedefinieerd als een “dienst die gewoonlijk tegen vergoeding, langs elektronische weg, op afstand en op individueel verzoek van een afnemer van diensten verricht wordt.”

De dienst van Uber valt volgens de A-G uiteen in twee gedeeltes:

  1. het digitale gedeelte, in dit geval de applicatie; en
  2. het analoge gedeelte, de vervoersdienst die Uber aanbiedt.

Bij dit soort gemengde diensten stelt de A-G dat een dienst alleen als dienst van de informatiemaatschappij kan kwalificeren als de analoge dienst economisch onafhankelijk is van de digitale dienst. Het ligt volgens de A-G voor de hand dat een analoge dienst niet economisch onafhankelijk kan zijn van de digitale dienst als dezelfde dienstverlener beide aanbiedt. De analoge dienst zal volgens de A-G ook niet economisch onafhankelijk zijn als de dienstverlener van de digitale dienst een zodanige invloed uitoefent op de (voorwaarden van de) analoge dienst dat de twee diensten onlosmakelijk verbonden zijn.

  • De gevolgen voor online platforms

Als het HvJ de conclusies van de A-G overneemt, zal het voor online platforms en andere aanbieders van deels digitale diensten duidelijk(-er) worden of ze wel of geen diensten van de informatiemaatschappij aanbieden. Daarmee zullen ze moeten bepalen onder weke regulering zij nu precies vallen.

Europese lidstaten hebben beperkte mogelijkheden om diensten van de informatiemaatschappij te reguleren. Andere online platforms die stellen slechts digitale diensten te leveren zouden dus ook onderworpen kunnen worden aan regulering voor de analoge diensten, als het HvJ de conclusies van de A-G volgt.

  • Nadere uitleg Europese online platformeconomie

Naast deze lopende gerechtelijke procedures bij het HvJ, heeft de Europese Commissie recentelijk meer uitleg gegeven over de online platformeconomie in Europa. In de richtsnoeren voor de toepassing van de richtlijn oneerlijke handelspraktijken wordt bijvoorbeeld een paragraaf gewijd aan de toepasbaarheid van de richtlijn op online platforms. Als een online platform zelf handelt met consumenten, moet het online platform te allen tijde aan Europese consumenten- en marketingwetgeving voldoen voor zover het de eigen handel met consumenten betreft, aldus de Europese Commissie. Naast de verhouding tot consumenten overwoog de Europese Commissie in een recente consultatie dat er eventueel maatregelen genomen moeten worden op het gebied van “platform-to-business betrekkingen”.

  • Uitgebreid artikel

In ‘Juridisch up to Date’ hebben Roelien van Neck en Raoul Grifoni Waterman een uitgebreid artikel geschreven over de rechtszaken tegen Uber en de gevolgen voor de Europese online platformeconomie. In dit artikel bespreken zij in meer detail de conclusies van de A-G, verdere Europese regulering van de online platformeconomie en de mogelijke gevolgen daarvan voor de praktijk.

Klik hier voor het hele artikel in Juridisch up to Date.

Dit artikel is geschreven door:

Volg ons op

Laatste nieuws